Raadsvragen: Aanvaardbaar- of een onaanvaardbaar veiligheidsrisico?
Hoe veilig zijn Eindhovense bewoners in de omgeving van het spoor?
Update: met antwoord van het college van B&W
13 mei 2013 / 11 juni 2013
Eindhoven.Dichtbij
Geacht College,
Op zaterdagochtend 4 mei jl. ontspoorde in Wetteren (België) een goederentrein met chemicaliën waarna deze ontplofte. Er ontstond een vuurzee en uit de wagons lekte zwaar giftige chemische stoffen met zo bleek grote maatschappelijke gevolgen. Daardoor werd nogmaals duidelijk dat er ook aan het vervoer van chemische stoffen per spoor grote risico’s kleven. Bronnen vermelden dat er door de machinist op het onderhavige traject met een snelheid van 87 km per uur te hard is gereden.
In het recente verleden is gebleken dat ook in Nederland meer dan eens met passagiers- en goederentreinen regels zijn overtreden. Zoals door rood rijden en een te hoge snelheid op trajecten met een snelheidsbeperking. Duidelijk is wel dat vervoerders van gevaarlijke stoffen over het spoor en gemeenten niet zelden lijnrecht tegenover elkaar staan vanwege tegengestelde belangen.
Na het recente treinongeval in Wetteren is het goed om het veiligheidsrisico op het spoor in de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost en met name in het bebouwde gebied van Eindhoven te evalueren. Met speciale aandacht voor de snelheid van het treinverkeer met chemische en/of brandbare en ontplofbare stoffen. Niet dat andere stadswijken er minder toe doen, maar in Tongelre waar het spoor zich splitst, enerzijds richting Roermond en anderzijds naar Helmond en Venlo is het risico en overlast zo-wie-zo al veel groter.
In lijn hiermee heeft de vakbond FNV Spoor eerder al ernstige bezwaren geuit omdat de snelheid waarmee treinen het station Eindhoven mogen benaderen enige tijd geleden is verhoogd van 40 km naar 60 km per uur. Zeker nu het station Eindhoven aanzienlijk wordt uitgebreid en door bouwwerkzaamheden de situatie anders is dan normaal kan een te hoge snelheid, door bijvoorbeeld trillingen of meerdere wissels kort achter elkaar, ernstige risico’s voor de omgeving met zich meebrengen.
Daarom heeft onze fractie de volgende vragen voor u:
- Wat is de maximum snelheid waarmee een goederen-/passagierstrein het Eindhovens station mag benaderen?
- Is er verschil in de maximum snelheid tussen een goederentrein en een passagierstrein in de nachtelijke uren?
- Is de maximum snelheid van deze treinen, sinds de bouwwerkzaamheden aan het Eindhovense station naar beneden bijgesteld? Zo nee, waarom niet?
- Hoeveel treinongevallen en/of bijna treinongevallen of andere gevaarlijke situaties hebben zich de laatste 10 jaar in de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost voorgedaan?
- Zijn daar goederentreinen met chemicaliën en/of brandbare of ontplofbare stoffen bij betrokken geweest? Of hebben zich in genoemde periode andere incidenten voorgedaan waarbij de veiligheid in het geding is geweest?
- Hoeveel treinen en met hoeveel wagons met een chemische en/of brandbare of ontplofbare lading passeren er dagelijks het station in Eindhoven?
- Gaat het college n.a.v. het noodlottig treinongeval in Wetteren in overleg met NS en/of ProRail om snelheidsbeperkende maatregelen te (laten) nemen, teneinde de veiligheid van risicovolle chemische treintransporten in de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost en specifiek in het bebouwd gebied van Eindhoven te garanderen?
- Is het college bereid en ziet zij het nut in om met NS en/of ProRail te spreken over een algehele snelheidsbeperking in alle bebouwde gebieden van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost en wederom specifiek in Eindhoven, met als bijkomend voordeel dat de geluidsoverlast voor direct omwonenden van het spoor sterk wordt beperkt?
- Is er een rampenplan in de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost waarin staat beschreven hoe te handelen bij een ramp van een omvang als in Wetteren? Zo ja, is dat plan dan voldoende bekend en geoefend door de diverse hulpdiensten?
- Is in dit rampenplan ook rekening gehouden met vervuiling en/of vergiftiging van het oppervlaktewater en vorming van giftige gassen in huizen en riolen zoals in Wetteren?
Fractie LPF Eindhoven
Rudy Reker
Charles Stroek
Tjerk Langman
Eindhovens Dagblad
Studio 040
Antwoord van burgemeester en wethouders
Inleiding
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu stelt op basis van de Spoorwegwetgeving en het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen regels op voor transporteren van gevaarlijke stoffen via het spoor. ProRail is als netwerkbeheerder verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan. De gemeente is hier geen partij in. PoRail bepaalt, op basis van de Spoorwegennet, welke treinen over welke trajecten rijden en de gemeente kan daar niet actief op sturen. Op basis van de Spoorwegwet is Prorail als infrabeheerder bovendien verantwoordelijk voor alles wat op het spoor gebeurt. In het geval dat er zich een calamiteit voordoet op of rondom het spoor is de Veiligheidsregio verantwoordelijk voor de bestrijding van de calamiteit. Beide organisaties werken op basis van het regionaal crisisplan aan een gezamenlijke oplossing van de ramp en crisis.
1. Wat is de maximum snelheid waarmee een goederen-/passagierstrein het Eindhovens station mag benaderen?
Door ProRail is aangegeven dat de snelheden van zowel personen- als goederentreinen per baanvak wettelijk zijn bepaald door de spoorwegwet en zijn gebaseerd op de dimensionering en uitvoering van het spoor en aanwezigheid van wissels. Voor het naderen van het station geldt een maximumsnelheid van 60 km/u voor alle treinen. Op een deel van de sporen (o.a. er hoogte van Piazza) geldt voor goederentreinen een maximumsnelheid van 40 km/u.
2. Is er verschil in de maximum snelheid tussen een goederentrein en een passagierstrein in de nachtelijke uren?
Nee, door ProRail is aangegeven dat er geen verschil in de maximum snelheid is. In Nederland is voor ieder baanvak een maximumsnelheid bepaald en deze maximumsnelheid is door ProRail vastgelegd in de lijst van baanvaksnelheden. De maximumsnelheid die een trein op een baanvak mag rijden is gebaseerd op de wettelijke baanvaksnelheid of referentiesnelheid. Er is geen verschil in maximumsnelheid tussen dag en nacht.
3. Is de maximum snelheid van deze treinen, sinds de bouwwerkzaamheden aan het Eindhovense station naar beneden bijgesteld? Zo nee, waarom niet?
Nee, door ProRail is aangegeven dat de bouwwerkzaamheden aan het station zodanig zijn gepland en georganiseerd dat er geen aanleiding is om de baanvaksnelheid aan te passen. Ook is aangegeven dat de uitvoering van deze bouwwerkzaamheden het spoorverkeer niet nadelig beïnvloedt en dat er geen aanpassing van de snelheid noodzakelijk is. Wel wordt de dienstregeling op bepaalde dagen/uren aangepast.
4. Hoeveel treinongevallen en/of bijna treinongevallen of andere gevaarlijke situaties hebben zich de laatste 10 jaar in de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost voorgedaan?
ProRail registreert allerlei incidenten, gevaarlijke situaties en near-misses, zoals ieder ander bedrijf dat beschikt over een Arbo en Milieuzorgsysteem. Door ProRail wordt aangegeven dat het hierbij vooral gaat om allerlei zaken die de bedrijfsvoering beïnvloeden zoals storingen aan spoorwegovergangen, spoorloper e.d. Met betrekking tot grote incidenten wordt door ProRail aangegeven dat de afgelopen tien jaar zich geen dergelijke incidenten met goederentreinen (als in Wetteren) hebben voorgedaan in de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost. Ook bij de Veiligheidsregio zijn geen registraties van treinongevallen met gevaarlijke stoffen bekend, die zich in deze periode hebben voorgedaan.
5. Zijn daar goederentreinen met chemicaliën en/of brandbare of ontplofbare stoffen bij betrokken geweest? Of hebben zich in genoemde periode andere incidenten voorgedaan waarbij de veiligheid in het geding is geweest?
Zoals onder 4 gemeld, hebben zich volgens ProRail in deze veiligheidsregio geen dergelijke incidenten met goederentreinen, en dus ook niet met gevaarlijke stoffen voorgedaan.
6. Hoeveel treinen en met hoeveel wagons met een chemische en/of brandbare of ontplofbare lading passeren er dagelijks het station in Eindhoven?
Deze informatie wordt periodiek door ProRail verstrekt aan gemeenten en de Veiligheidsregio, zodat de risico’s van het transport gevaarlijke stoffen over spoor kunnen worden geregistreerd. Bij ProRail en de vervoerder (transporteur) is bekend welke stoffen waar en wanneer worden getransporteerd. Voor het overzicht van de hoeveelheid transporten van gevaarlijke stoffen die over de Brabantroute door Nederland rijden, zie onderstaand overzicht. Het betreft de realisatiecijfers van 2012.
Cat A Stofcategorie Realisatiecijfers 2012 (in ketelwagonequivalenten; KWE’s)
A Brandbare gassen 3640
B2 Giftige gassen 790
B3 Zeer giftige gassen 0
C3 Zeer brandbare vloeistoffen 4900
D3 Giftige vloeistoffen 2030
D4 Zeer giftige vloeistoffen 460
Bron: realisatiecijfers Pro-rail 2012
Op basis van informatie van ProRail vindt het transport van gevaarlijke stoffen veelal in samengestelde treinen plaats. Daarbij worden de transporten van gevaarlijke stoffen gecombineerd met andere goederen. Dit geldt echter niet voor de brandbare gassen (stofcategorie A, bijvoorbeeld LPG) omdat zij moeten voldoen aan het specifieke veiligheidsvoorwaarden. De getransporteerde hoeveelheden kunnen enigszins variëren als gevolg van de economische marktwerking. Uitgaande van deze informatie wordt door Prorail aangegeven dat er dagelijks 5 tot 8 treinen met gevaarlijke stoffen door het centrum van Eindhoven rijden.
7. Gaat het college n.a.v. het noodlottig treinongeval in Wetteren in overleg met NS en/of ProRail om snelheidsbeperkende maatregelen te (laten) nemen, teneinde de veiligheid van risicovolle chemische treintransporten in de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost en specifiek in het bebouwd gebied van Eindhoven te garanderen?
Naar aanleiding van het opstellen van nieuwe wetgeving voor vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor, vindt momenteel overleg plaats in het programma Basisnet tussen de Rijksoverheid, ProRail, het bedrijfsleven (producenten en vervoerders), en lokale overheden. In deze overleggen wordt gewerkt aan een robuust, toekomstvast en veiliger vervoer van gevaarlijke stoffen over onder meer de Brabantroute. Daarbij is/wordt ook gewerkt aan te treffen maatregelen voor het veiliger maken van vervoer van gevaarlijke stoffen. Het betreft zowel landelijke als lokale maatregelen, waaronder:
- een veiliger treinsamenstelling (het zogenaamde “Warme BLEVE vrij rijden” (geen combinatie van LPG wagons met wagons brandbare vloeistoffen);
- herroutering van transport van (de meest risicovolle) gevaarlijke stoffen van de Brabantroute naar de Betuweroute en
- het voorzien van de seinen met het systeem Automatische Trein Beïnvloeding (verbeterde versie; bedoeld om botsingen tussen treinen ook bij lage snelheden te voorkomen).
België kent geen Basisnet of vergelijkbare aanpak. Ook vindt er periodieke overleg plaats tussen Eindhoven en NS / ProRail. Zodra uit officieel onderzoek bekend is, wat de oorzaak van het noodlottige ongeval in
Wetteren was, zal dit aan de orde komen en wordt beoordeeld of binnen Eindhoven maatregelen nodig zijn.
8. Is het college bereid en ziet zij het nut in om met NS en/of ProRail te spreken over een algehele snelheidsbeperking in alle bebouwde gebieden van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost en wederom specifiek in Eindhoven, met als bijkomend voordeel dat de geluidsoverlast voor direct omwonenden van het spoor sterk wordt beperkt?
De snelheid over het spoor is vastgelegd in de spoorwegwet. Door Prorail wordt aangegeven dat zij op basis van artikel 65 van de spoorwegwet uitvoering geeft aan deze wet en dat zij vanuit milieuthema’s waaronder externe veiligheid geen maatregelen kunnen nemen. In het kader van het ontwerpen van het Basisnet Spoor, zijn door de Taskforce Brabantroute (samenwerkende gemeenten aan de Brabantroute en de provincies
Zuid Holland, Noord Brabant en Limburg) hierover, bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu vragen snelheidsbeperking gesteld. Dit wordt door het rijk in het eindontwerp van het Basisnet (vooralsnog) niet gezien als een noodzakelijke generiek te treffen maatregel. De gemeente Eindhoven ziet vanwege het ontbreken van bevoegdheden over bebouwde gebieden buiten haar grenzen, geen directe rol om snelheidsverlaging in de gehele Veiligheidsregio te bepleiten.
Het effect van een snelheidsverlaging op de hoogte van de geluidbelastingen is niet eenduidig. Enerzijds geeft een lagere snelheid bij met name het personenvervoer een lagere geluidbelasting, maar anderzijds leidt het afremmen en optrekken van met name goederentreinen tot hogere geluidbelastingen. Door middel van zogenaamde geluidproductieplafonds is wettelijk vastgelegd hoeveel geluid per traject mag worden gemaakt. Jaarlijks wordt landelijk gemonitord of er sprake is van knelpunten dan wel overschrijdingen. Omdat er geen sprake is van overschrijdingen, ontbreken juridische mogelijkheden om de NS of ProRail tot een snelheidsverlaging te bewegen.
9. Is er een rampenplan in de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost waarin staat beschreven hoe te handelen bij een ramp van een omvang als in Wetteren? Zo ja, is dat plan dan voldoende bekend en geoefend door de diverse hulpdiensten?
In de regio Zuidoost Brabant is per 1 oktober 2011 een Regionaal Crisisplan van kracht. Het Regionaal Crisisplan beschrijft op hoofdlijnen en op uniforme wijze de inrichting van de organisatie, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de maatregelen en voorzieningen inzake de rampenbestrijding en de crisisbeheersing. De gemeentelijke rampenplannen zijn met de komst van het Regionaal Crisisplan komen te vervallen. Een scenario als in “Wetteren” is opgenomen in verschillende plannen. Deze scenario’s, beschreven in deze plannen, worden periodiek beoefend door de hulpdiensten.
In het Regionaal Risicoprofiel is een inventarisatie en analyse opgenomen van de in de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost aanwezige risico’s (23), inclusief relevante risico’s uit aangrenzende gebieden. In de risicoanalyse worden de geïnventariseerde gegevens nader beoordeeld, vergeleken en geïnterpreteerd. Op basis van het risicoprofiel moeten enerzijds besluiten kunnen worden genomen over het voorkomen en beperken van de risico’s (risicobeheersing). Anderzijds kunnen met het risicoprofiel de operationele prestaties van de crisisbeheersingsorganisatie worden afgestemd op de aanwezige risico’s. In dit risicoprofiel zijn onder andere de scenario’s “Ongeval spoorvervoer en incidenten in tunnels”, “Verstoring rioolwaterafvoer en afvalwaterzuivering” en “Chemisch incident” opgenomen.
Daarnaast is er een T.I.M.-plan (Trein Incident Managementplan) opgesteld. Het T.I.M-plan beoogt de gezamenlijke bestrijding (gemeenten, Veiligheidsregio en Prorail) van treinincidenten door de hulpdiensten en de calamiteitenorganisatie van de spoorbranche te bevorderen. Dit plan is primair een werkdocument voor de parate diensten en Prorail. Op basis van dit plan worden de hulpverlenings- en de gemeentelijke activiteiten bij een treinincident gecoördineerd. In dit T.I.M.- plan zijn onder andere de scenario’s “Grote Brand”, “aanrijding cq ontsporing met slachtoffers”en “incident met een goederentrein waarbij er sprake is van een lekkage gevaarlijke vloeistoffen met gezondheidsgevaar buiten brongebied“opgenomen. Gecombineerd te vergelijken met een scenario als in “Wetteren”.
Onderdelen van het T.I.M.-plan worden periodiek beoefend. Op 10 november 2012 is er door de brandweer Best, in samenwerking met omliggende korpsen, de regionale brandweer en politie, GHOR, RAV, de Veiligheidsregio, ProRail, Defensie en de Gemeente Best een multidisciplinaire oefening gehouden in de spoortunnel te Best. Deze oefening is een vervolg op de oefening van de Spoortunnel oefening in 2009. Tijdens deze oefening zijn de scenario’s ontsporing, brand en vrijkomen van gevaarlijke stoffen beoefend.
Voorts is op 10 mei 2012 een GBT (Gemeentelijk Beleidsteam) – oefening in Eindhoven gehouden waarbij o.a. het scenario vrijkomen gevaarlijke stoffen bij een treinincident op basis van het T.I.M.-plan is beoefend. In dit geval ging het om het vrijkomen van de stof acrylnitryl, toevalligerwijs dezelfde stof als in “Wetteren”.
10. Is in dit rampenplan ook rekening gehouden met vervuiling en/of vergiftiging van het oppervlaktewater en vorming van giftige gassen in huizen en riolen zoals in Wetteren?
Nee, in het Regionaal Crisisplan (vervanger gemeentelijk rampenplan) zijn geen scenario’s uitgewerkt. Als eerder aangeven beschrijft het Regionaal Crisisplan op hoofdlijnen en op uniforme wijze de inrichting van de organisatie, en de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de maatregelen en voorzieningen inzake de rampenbestrijding en de crisisbeheersing.
In het Regionaal Risicoprofiel is een scenario “Verstoring rioolwaterafvoer en afvalwaterzuivering” opgenomen. Er kunnen verschillende oorzaken zijn die verstoring van de rioolwaterafvoer en afvalwaterzuivering tot gevolg kunnen hebben. In dit scenario is o.a. het technisch falen zoals verontreiniging van het rioolwater met ongewenste stoffen (chemisch, toxisch, extreem zuurstofvragende producten) beschreven.
De gemeente is als beheerder verantwoordelijk voor het gemeentelijk riool, en wordt bij calamiteiten en of incidenten direct geïnformeerd en geraadpleegd. In de verschillende deelprocessen (Ruimte- en Milieubeheer) binnen de rampenbestrijding zijn hierover concrete afspraken gemaakt, die in draaiboeken zijn uitgewerkt.
Bij de bestrijding van incidenten worden effecten zoals vervuiling en/of vergiftiging van het oppervlaktewater meegenomen. Het Waterschap en Rijkswaterstaat worden tijdens een incident waarbij dreiging of daadwerkelijke verontreiniging van het oppervlaktewater optreedt direct gealarmeerd. Het Waterschap en Rijkswaterstaat beschikken over eigen calamiteitenplannen waarin o.a. een scenario verontreiniging oppervlaktewater is opgenomen. Het Waterschap en Rijkswaterstaat oefenen periodiek monodisciplinair en multidisciplinair met de Veiligheidsregio. Alle betrokken organisaties beschikken over voldoende deskundigheid en
expertise om incidenten vergelijkbaar met “Wetteren” professioneel aan te pakken.
Eindhoven, 11 juni 2013.